Om rivieren, kanalen en meren veilig te kunnen bevaren wordt gebruik gemaakt van signalering volgens het SIGNI systeem. Dit staat voor “Signalisation de vois de Navigation Interieur” en is van toepassing op zoet binnenwater, dus niet op Westerschelde, Waddenzee en Eems-Dollard. De toegepaste betonning of bebakening is onderverdeeld in laterale – en cardinale markering.
Laterale markering (zijdelingse begrenzing van een vaarwater)
Om de loop van een vaarwater (rivier, kanaal of vaargeul) zichtbaar te maken worden langs de rand (lateraal = zijkant/zijdelings) op regelmatige afstand merktekens geplaatst. Bij markering van het bevaarbaar gedeelte worden de begrippen linker- en rechteroever gebruikt. De bepaling daarvan doe je met je rug naar de hoge kant (waar het water vandaan komt) kijkend naar de lage kant (stroomafwaarts, waar het water naar toe gaat). Ook voor kanalen geldt van hoog naar laag, dus in de richting van een lager pand. De nummering is echter naar de bron toe.
Vanuit de boot gezien kan de linkeroever dus afhankelijk van de vaarrichting bakboordszijde of stuurboordszijde zijn. Voor wateren waar hoog of laag niet direct duidelijk is, zijn voor linker- en rechteroever de volgende regels afgesproken:
– Getijdengebied: kijkend in de richting van de ebstroom.
– Zijvaarten en geulen: in de richting van de hoofdvaarweg.
– Meren: in de richting van de uitgang naar open water.
– Randmeren: kijkend vanaf Amsterdam.
De gebruikte betonning is herkenbaar aan vorm en kleur en (meestal) gemerkt met initialen van het vaarwater en een volgnummer.
De linkerzijde is spits of heeft een spits topteken met als hoofdkleur groen en is oneven genummerd.
De rechterzijde is stomp of heeft een stomp topteken met als hoofdkleur rood en is even genummerd.
Splitsingen worden aangegeven door bolvormige tonnen met een combinatie van beide kleuren.
Vanwege dit afgesproken “links” en “rechts” is het binnenvaren van een haven, eertijds ook wel havenen genoemd eenvoudig. Je houdt (althans in Europa, Australie, Nieuw Zeeland, Afrika en het grootse deel van Azie) het havenlicht rood aan bakboord en het havenlicht groen aan stuurboord. Dus gelijk aan je boordlichten. Vandaar het internationale ezelsbruggetje: “green on green, red on red, all is safe, go ahead”.
Cardinale markering (markering van obstakels)
Wanneer zich in het vaarwater een obstakel bevindt zoals een wrak of (tijdelijke) ondiepte wordt dit gemarkeerd door cardinale betonning. Vanuit het obstakel wordt het gebied verdeeld in vier kompaskwadranten. Noord, Oost, Zuid en West. De aanwijzende betonning heeft een
kleurcombinatie geel/zwart en een topteken dat bestaat uit twee zwarte kegels, die loodrecht boven elkaar zijn geplaatst. Ieder kwadrant heeft zijn eigen herkenbare zwart/geel verdeling, topteken en lichtpatroon. Voor het bepalen aan welke kant gepasseerd moet worden heb je dus een kompas nodig.
Visstokken op het IJsselmeer.
De vangstgebieden langs de kust en dijken van het IJsselmeer zijn gemarkeerd met visstokken, eenvoudige staken of takken in een schijnbaar willekeurige volgorde. Je kan deze plekken het best mijden door zo’n 500 tot 1000 meter uit de wal te blijven. Midden op het IJsselmeer worden echter ook visnetten gebruikt. Deze zijn gelukkig wat herkenbaarder aangegeven. Het betreft hier een staand net. Dat zijn war- of gillnetten waarmee snoekbaars (vroeger haring en ansjovis), die zich in de netten verwart, wordt gevangen. Een nogal lullige manier. De vis denkt door de mazen te kunnen zwemmen, merkt dat het niet lukt, raakt in paniek waardoor de kieuwen open gaan staan, wil terug, maar raakt juist door de openstaande kieuwen verward, paniekeriger, nog meer verward enz… Helaas voor de visserman is de bijvangst aan hoegenaamd waardeloze brasem meestal groter. De netten zijn aan de onderzijde verzwaard en aan de bovenzijde voorzien van drijvers. Het is de bedoeling dat de onderkant op de bodem komt te liggen en dat het net verticaal in het water staat. Het want staat altijd in diepere gedeelten en is ongeveer 1 à 1,50 meter hoog. Voor de doorvaart geen enkel probleem. Een “normaal” pleziervaartuig kan er gewoon over heen varen. Diepstekende zeilboten kunnen echter beter “op zeker” varen en een ommetje maken. De rij kan wel 500m lang zijn met tussen elk net een drijver met vlag. De uiteinden zijn te herkennen aan drijvers met twee vlaggetjes onder elkaar. Meestal worden zwarte vlaggen gebruikt
Bron: vaartips.nl